In Trouw van 20 februari jl. is een interview met Wim Anker gepubliceerd. In het vraaggesprek bespreekt Anker zijn tien levenslessen. Volgens hem is anno 2016 de strafrechtadvocatuur harder nodig dan ooit. “Het politieke klimaat stemt mij droef. Het beleid is gebaseerd op repressie en vergelding. Resocialisatie is een besmette term, de reclassering is vrijwel wegbezuinigd uit de Nederlandse gevangenissen. We moeten zorgen dat de hand van Justitie niet uitschiet, we moeten ons geluid luid en duidelijk laten horen.”
Het artikel in Trouw beslaat vier pagina’s. Klik hier voor bladzijde 1, hier voor bladzijde 2, hier voor bladzijde 3 en hier voor bladzijde 4. Hieronder volgen enkele citaten.
“‘Zorg dat je er voor eenieder bent’, gaf pa ons mee toen we gingen studeren en later advocaat werden. Geen dollartekens in de ogen, bedien eenieder die het nodig heeft. Zo zijn we het kantoor begonnen, zo is het nog steeds. (…) Ik vind het mooi te kunnen zeggen dat wij tot op heden niets hebben veranderd aan onze uitgangspunten.
Op ons kantoor zijn we heel gedisciplineerd. Al onze negen juristen houden zelf de jurisprudentie bij en zeker acht keer in het jaar zitten we bij elkaar om deze uitvoerig te bespreken. Bij die bijeenkomsten mag niemand ontbreken. (…) Wij zijn er allemaal, altijd. Je moet bij zijn tot de jurisprudentie van gisteren. Gebrek aan discipline is de dood in de pot.
Enige jaren geleden werd ik gebeld door Hank Heijn, de echtgenote van Gerit-Jan Heijn, die in 1987 werd ontvoerd en vermoord door Ferdi E. (…) Uiteindelijk hebben we samen een lezing gegeven (…). Stelt u zich eens voor hoe ze daar zei: ‘En dan geef ik nu het woord aan Wim Anker, de advocaat van de moordenaar van mijn man.’ Ik vind haar groots. (..) Vergeving is een heel waardevol iets.
Eind november heeft de rechtbank Assen, als eerste, uitgesproken dat levenslang in strijd is met de Europese wetgeving en om die reden niet meer kan worden opgelegd. Dat is een doorbraak. Ik ijver al 33 jaar voor een wetswijziging, een humaner bejegening van levenslang gestraften. Ik het begin was ik een roepende in de woestijn, nu lijkt het tij langzaamaan te keren. Ik zoek mijn levenslangers nog steeds op. Nooit had ik enige boodschap, nu kan ik zeggen dat er enige reuring is.
Op zaterdagochtend hoor ik wel eens: ‘De Ankers zitten ook weer in de kroeg’. U begrijpt al, de lading van dat woord is niet positief, terwijl we niets meer doen dan even biljarten en genoeglijk praten met de mensen aan de bar. Het café is geen verderfelijk oord, maar een aangename ontmoetingsplaats voor mensen van allerlei pluimage, ongeacht inkomen, beroep, status of geaardheid.
Tijdens de Amsterdamse zedenzaak rond Robert M. gingen de ruiten van ons kantoor eraan. Toen kwamen de dreigmails, meer dan vierduizend. Ik heb deze, als enige, allemaal gelezen. Daar werd ik somber van. (…) Je kunt venijnige mails sturen, maar de modder op het kleed van uw naaste is geen zeep voor uw eigen kleed.
De rechter in Maastricht zei onlangs: ‘Meneer Anker, u gaat steeds luider spreken.’ ‘Dank daarvoor’, was mijn reactie, ‘dat is tegenwoordig helaas noodzakelijk. Wij zijn de waakhonden van het rechtsbedrijf. Daarom zeggen we 25 keer per dag woef.’