Onbeperkt spreekrecht voor slachtoffers van ernstige misdrijven. Dat wordt zeer waarschijnlijk dit jaar bij wet geregeld. Zo op het oog een wetsvoorstel waarop men – al was het maar vanuit medeleven met de slachtoffers – geen kritiek behoort te hebben. Tjalling van der Goot schreef echter een kritisch opiniestuk dat is gepubliceerd in de Leeuwarder Courant en in het Dagblad van het Noorden van 20 februari jl. Volgens hem zouden spreekgerechtigden zich in hun verklaring ter zitting moeten beperken tot de gevolgen die het strafbare feit voor hen heeft gehad. Uitbreiding van het spreekrecht leidt tot verruwing van het strafproces en gaat ten koste van de waardigheid van de strafzitting.
Klik hier voor het (ingekorte) opiniestuk in de Leeuwarder Courant. Hieronder volgt de volledige tekst.
“Maandag 22 februari is de Europese Dag van het Slachtoffer. Mede naar aanleiding hiervan sierde enkele dagen ervoor een artikel met de kop ‘Zwaardere stem slachtoffer’ de voorpagina van de LC. In het stuk werd gewezen op het feit dat naar verwachting in de loop van dit jaar in de wet een onbeperkt spreekrecht voor slachtoffers van ernstige misdrijven zal worden ingevoerd. Als advocaat van – louter – verdachten voel ik mij geroepen enige relativering en nuancering aan te brengen in dit ogenschijnlijk sympathieke wetsvoorstel.
Het spreekrecht an sich staat op gespannen voet met het beginsel dat elke verdachte voor onschuldig wordt gehouden totdat de onafhankelijke rechter anders heeft geoordeeld. Zeker bij een ontkennende verdachte wordt het spreekrecht – in de visie van de verdachte – uitgeoefend jegens de verkeerde persoon. En in zaken waarin de verdachte stelt dat hij juist slachtoffer is en het slachtoffer in zijn aangifte de rollen heeft omgedraaid, is het slachtoffer helemaal geen slachtoffer. Het is dus zuiverder om te spreken over aangevers of spreekgerechtigden. De rechter stelt pas in zijn vonnis vast of de aangever ook slachtoffer is.
Tot dusver mag de spreekgerechtigde in de zittingszaal verklaren over de gevolgen die het strafbare feit bij hem heeft gehad. In het wetsvoorstel echter dat mogelijk dit jaar wet wordt, is het spreekrecht onbeperkt. In het artikel in de LC wordt ter illustratie een woordvoerder van Slachtofferhulp Nederland geciteerd: “Je mag de verdachte zelfs uitmaken voor rotte vis.” Helaas is dat waar. Het is sterk de vraag of dergelijke emotionele uitlatingen van een spreekgerechtigde zullen bijdragen aan een waardig proces. Om die reden ben ik ook geen voorstander van het wetsvoorstel.
Spreekgerechtigden mogen zich straks ook uitlaten over het bewijs en over de straf die in hun ogen zou moeten worden opgelegd. Zij mogen zich dus - zonder geschoold te zijn in het strafrecht - bemoeien met de taak van de strafrechter. Dat is een slechte ontwikkeling. Het risico bestaat dat ‘slachtoffers’ zich niet gehoord voelen als de rechter het standpunt van ’slachtoffers’ in zijn vonnis niet overneemt. De kans daarop is aanzienlijk, nu ‘slachtoffers’ vanzelfsprekend emotioneel bij de zaak betrokken zijn en om die reden begrijpelijkerwijs moeite hebben een zakelijke en nuchtere visie op de feiten en omstandigheden te geven. Ik voorzie geen toegevoegde waarde in een strafproces.
Daar komt bij dat de strafzaak draait om de vraag of de verdachte dader is en zo ja, of aan hem een straf of maatregel opgelegd moet worden? De verdachte is dus de spil waar het proces om draait. De verdachte heeft al een opponent in de persoon van de officier van justitie. Deze vertegenwoordiger van het openbaar ministerie vertolkt de gevoelens van de samenleving en heeft voorafgaand aan de terechtzitting gesprekken gevoerd met het ‘slachtoffer’. Het OM is dus in staat om de gevoelens die bij het slachtoffer leven, ook op het gebied van het bewijs en de strafmaat, met een zakelijke vertaalslag aan de rechter over te brengen. Met de nieuwe wet daarentegen komt daarnaast een spreekgerechtigde die – over het algemeen ten nadele van de verdachte – ook zijn visie op het bewijs en op de straf geeft. De symbolische weegschaal van Vrouwe Justitia hangt daarmee niet meer in evenwicht. De verdachte zal het gevoel hebben dat hij twee aanklagers tegenover zich heeft. Niet voor niets adviseerde de Raad van State negatief over dit wetsvoorstel en wees op het risico dat deze situatie “kan leiden tot escalatie en verruwing van het strafproces”.
Opmerkelijk is dat in de wet is opgenomen dat de rechter zorg draagt voor een correcte bejegening van het ‘slachtoffer’. Een vanzelfsprekendheid lijkt me. In de zittingszaal dient met respect voor elkaar standpunten een debat te kunnen worden gevoerd. Een plicht om toe te zien op de ‘correcte bejegening’ van de verdachte is echter niet in de wet opgenomen. In het voorbeeld van de “rotte vis” is het kwestieus of de rechter een bevoegdheid heeft de spreekgerechtigde’ te verbieden zich op deze wijze over de verdachte uit te laten. De door de Raad van State geschetste kans op verruwing lijkt daarmee reëel. Dat zal de kwaliteit en waardigheid van het strafproces geen goed doen.
Nu spreekgerechtigden zich binnenkort ook mogen uitlaten over de bewijsvoering kan de rechter dit standpunt meewegen in zijn bewijsbeslissing. Het is een fundamenteel recht voor een verdachte om in de gelegenheid te worden gesteld bewijsmateriaal aan te vechten. Dat kan bijvoorbeeld door het horen van getuigen die belastend over de verdachte hebben verklaard. Ik voorzie dat straks veel vaker dan nu een spreekgerechtigde na het afleggen van zijn verklaring ter zitting een andere pet opgezet krijgt omdat de verdediging zal vragen hem of haar als getuige te beëdigen. De verdediging heeft dan de gelegenheid aan de getuige vragen te stellen. Dat kunnen ook voor de spreekgerechtigde/getuige vervelende of – denk aan zedenzaken - persoonlijke vragen zijn. Ik vermoed dat een spreekgerechtigde dit een onwenselijke situatie vindt maar zij is wel een direct gevolg van de nieuwe wet.
Bovendien regelt de wet dat iedere getuige de zitting niet bijwoont tot het moment dat hij als getuige wordt gehoord. Dit om beïnvloeding te voorkomen. Een spreekgerechtigde heeft echter het recht aanwezig te zijn bij de openbare zitting. Pas na het uitoefenen van het spreekrecht is duidelijk of hij als getuige wordt gehoord. Dan heeft hij alles meegekregen wat ter zitting is besproken en kan daardoor zijn beïnvloed. Het belang van waarheidsvinding staat op gespannen voet met de situatie dat de spreekgerechtigde als getuige verklaart terwijl hij in tegenstelling tot andere getuigen de behandeling ter zitting heeft gevolgd.
Als strafrechtadvocaat sta ik beroepsmatig altijd aan de zijde van de verdachte. Dat neemt niet weg dat ik oog en begrip heb voor de positie van een slachtoffer, zeker als de status van slachtoffer – zoals bij een bekennende verdachte – niet ter discussie staat. Ik plaats grote vraagtekens bij een ongebreideld en ongeclausuleerd spreekrecht. In het belang van een zorgvuldig, waardig en eerlijk strafproces zie ik vrijwel alleen nadelen van een dergelijke ongelimiteerde uitbreiding van het spreekrecht. Een slachtoffer zou zich – zoals nu – moeten beperken tot de gevolgen die het strafbare feit voor hem heeft gehad. Leg mij anders maar uit welke toegevoegde waarde het voor rotte vis uitmaken van de verdachte heeft.”