Deze week is een 47-jarige man door de rechtbank in Leeuwarden vrijgesproken van meineed. Het afleggen van een valse verklaring onder ede is een strafbaar feit waarvoor doorgaans een gevangenisstraf wordt opgelegd.
Het Openbaar Ministerie was van mening dat cliënt als getuige in een strafzaak tegen twee verdachten tegenover de rechter-commissaris een leugenachtige verklaring had afgelegd. De rechter-commissaris had hem voorafgaande aan het afleggen van deze verklaring beëdigd. Dat betekent dat een getuige de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen. Indien de getuige liegt, pleegt hij meineed. De wet bedreigt meineed met een maximale gevangenisstraf van zes jaren.
Raadsvrouwe Jessica Versluis voerde divers verweren. In de eerste plaats is voor een bewezenverklaring van meineed opzet vereist. Dit opzet dient ook te zien op de leugenachtigheid van de verklaring. Dit opzet kon niet vastgesteld worden. Daarnaast is cliënt in hetzelfde onderzoek als waarin hij getuige was medeverdachte geweest. Een verdachte die als getuige in een andere zaak wordt gehoord, heeft een zogeheten verschoningsrecht. Dat betekent dat hij als getuige geen antwoord hoeft te geven op vragen waarmee hij zichzelf kan belasten. De strafzaak tegen cliënt is geseponeerd. Volgens de verdediging kon de rechter-commissaris niet in het algemeen stellen dat aan cliënt geen verschoningsrecht toekwam na het ontvangen van het sepot. Het OM kan immers ook na een sepot tot vervolging overgaan indien nieuwe feiten en/of omstandigheden boven water komen. Ook kan een aangever bij het gerechtshof een klacht indienen tegen de sepotbeslissing waarna het gerechtshof de officier van justitie kan bevelen alsnog tot vervolging over te gaan.
De rechtbank honoreert het primaire verweer van de verdediging. Volgens de rechtbank is opzet niet bewijzen. “Gelet op vorenstaande en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat. gelet op het tijdverloop tussen de verschillende afgelegde verklaringen in combinatie met de geheugenproblemen waarmee verdachte kampt en daarmee samenhangend zijn aarzelende/ twijfelachtige beantwoording van de vragen, verklaard kan worden waarom verdachte op verschillende momenten (deels) wisselend heeft verklaard. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte opzettelijk al dan niet in voorwaardelijke zin vals heeft verklaard tijdens het getuigenverhoor.”
De rechtbank heeft cliënt vrijgesproken en is dus niet toegekomen aan beoordeling van het andere verweer.