De verdediging heeft gisteren bij het gerechtshof in Leeuwarden vrijspraak bepleit in het hoger beroep tegen een 51-jarige schipper van een klipper. Op 31 augustus 2022 brak tijdens een vaartocht op de Waddenzee nabij Terschelling een giek. De giek kwam op een 12-jarig meisje terecht. Het slachtoffer is aan de gevolgen hiervan overleden. Onze cliënt wordt dood door schuld verweten.
In eerste aanleg is onze cliënt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur. Volgens de rechtbank was sprake van aanmerkelijke schuld. Zowel het OM als de verdediging gingen tegen het vonnis in beroep.
Duidelijk is dat de giek gebroken is als gevolg van houtrot. Raadsman Tjalling van der Goot betoogde dat uit onderzoek is gebleken dat de rot van buiten niet zichtbaar was. Volgens deskundigen zou de plek van de verzwakkling bij controle alleen na destructief onderzoek kunnen worden ontdekt. In dat geval moet in het hout geboord of gezaagd worden. Dergelijk onderzoek wordt door een schipper en niet door een keurmeester bij een periodieke keuring gedaan. Onder dergelijke omstandigheden kan niet bewezen worden dat de schipper aanmerkelijk nalatig is geweest. De raadsman bepleitte vrijspraak.
Het Openbaar Ministerie stelde dat de schipper grove schuld kan worden verweten. Daarvoor zou een gevangenisstraf van acht maanden waarvan de helft voorwaardelijk moeten worden opgelegd. Bovendien werd een beroepsverbod voor de duur van vijf jaren geëist. Raadsman Van der Goot plaatste grote vraagtekens bij deze eis. Volgens hem is een celstraf uitzonderlijk bij schulddelicten. Een beroepsverbod is zelfs zeer uitzonderlijk in dit soort zaken en volgens de wetgever voorbehouden aan recidivisten die een gevaar vormen voor de samenleving. Onze cliënt is nimmer eerder met justitie in aanraking gekomen. Het OM heeft in de visie van de verdediging – mocht het hof al tot een veroordeling kunnen komen - in het geheel niet onderbouwd waarom zo’n zware straf in deze zaak passend en noodzakelijk is.
Het hof doet uitspraak op 27 maart a.s.
@ LC